Rutte’s verbale lenigheid

Volgens onze premier zal de VVD na de verkiezingen niet samenwerken met de PVV, maar deze partij ook niet uitsluiten.

De volgende quote kon worden opgetekend uit een interview in Buitenhof op 15 januari:

“De kans dat de VVD gaat regeren met de PVV is nul. Dat gaat niet gebeuren.”
 

Maar ook:

“Het uitsluiten van partijen, dat is iets wat de VVD niet doet. Want dat
betekent 
namelijk dat je tegen die kiezers zegt ‘We nemen u niet serieus’.”

Deze overduidelijk tegenstrijdige uitspraken deden me denken aan een experiment dat in 2004 werd gedaan vlak voor de Amerikaanse verkiezingsdag, toen George Bush en John Kerry op het scherp van de snede streden. Voor dit onderzoek werden groepen overtuigde Republikeinse en Democratische kiezers gerecruteerd, met andere woorden mensen die zich al sterk gecomitteerd hadden aan Bush of Kerry. Vervolgens werden zij op achtereenvolgende dia’s geconfronteerd met tegenstrijdige uitspraken van beide kandidaten.

Een proefpersoon werd bijvoorbeeld eerst 15 seconden deze uitspraak getoond:

John Kerry wrote to a constituent: “I voted in favor of a resolution that insisted that economic sanctions be given more time to work”.

En vervolgens gedurende 12 seconden deze uitspraak:

A week later, John Kerry wrote to a different constituent: “From the outset of the invasion, I have strongly supported President Bush’s response to the crisis”.

Daarna mochten ze nog 7 seconden nadenken over de vraag in hoeverre deze uitspraken tegenstrijdig waren, en dat dan scoren op een schaal van 1 tot 4.

De uitslagen staan in de figuur hieronder. Republikeinen bleken weinig moeite te hebben om tegenstrijdige uitspraken van Kerry te detecteren, en beoordelen dat dichtbij de maximum score van 4. Republikeinen hadden meer moeite met tegenstrijdige uitspraken van Bush, die gaven ze een score 2, niet erg tegenstrijdig dus. De Democratische proefpersonen lieten precies het omgekeerde patroon zien. De polarisatie in de VS mooi in beeld gebracht met een eenvoudig experiment.

Het interessante van het experiment was dat er ook nog series tegenstrijdige uitspraken waren van niet-politici (bijv., van acteurs). Wanneer Democraten en Republikeinen deze uitspraken moesten beoordelen waren ze het eens (de twee meest rechtse balken in de figuur).

Opvallend genoeg: de scores voor de acteurs waren ongeveer gelijk aan die van de eigen politicus. Met andere woorden, als een politicus van je eigen partij, of een willekeurig iemand tegenstrijdige uitspraken doet, reken je hem dat niet erg aan. Als iemand van de tegenpartij dat doet, ga je er heel anders mee om.

Kortom, als je snel moet beslissen of iemand net iets tegenstrijdigs heeft gezegd, krijgt vrijwel iedereen het voordeel van de twijfel. Je denkt dan: ‘misschien las ik het verkeerd’ of ‘het zal wel uit de context zijn gehaald’ of ‘hij zal wel een goede reden hebben gehad’. Behalve dan als die iemand een politicus van de tegenpartij is, dan reken je hem de tegenstrijdigheid volledig aan. Dat zal die politicus weinig kunnen schelen, want je was toch al niet van plan om op hem te stemmen.

Wat zijn dus de consequenties voor Rutte met zijn tegenstrijdige uitspraken? De mensen die niet van plan zijn op hem te stemmen zullen dit als bewijs zien voor een al te lenig verbaal vermogen, om niet te zeggen onbetrouwbaarheid. Mensen die een positief beeld van Rutte hebben valt de tegenstrijdigheid niet of nauwelijks op, ze zullen naar believen de ene of de andere uitspraak het zwaarst laten wegen of onthouden.

(Het besproken artikel:  D. Westen et al. (2006) in Journal of Cognitive Neuroscience 18: 1947-1958).



Comments are closed.