Praesidium Captivitatis
Wat zou die druk adverterende energiemaatschappij toch betaald hebben aan de opiniepeiler en de volkszanger die het volk wijsmaken dat ze bij hen goedkoper uit zijn? Hoeveel het ook is, de klanten zullen het moeten betalen. Als de campagne echter succesvol is en veel mensen overstappen kan het de klanten toch ten goede komen – nadat natuurlijk eerst een bedragje is afgeroomd voor de bonus van de bestuurders die zo briljant met het idee van een reclamecampagne hebben ingestemd. Bestuurders van de concurrent zien vervolgens hun bonus in gevaar komen en counteren met eigen campagnes.
Sinds de liberalisering van de energiemarkt zitten de energiebedrijven in een prisoner’s dilemma. Het klassieke prisoner’s dilemma gaat als volgt. Tegen twee verdachten van een overval komt het bewijs niet rond. Het OM biedt hun ieder apart dezelfde deal aan: als je allebei bekent krijg je allebei strafvermindering: 2 jaar in plaats van 4 jaar cel. Als je blijft ontkennen maar je maat bekent, komt hij na voorarrest vrij en krijg jij de volle 4 jaar (en vice versa). Als je allebei blijft ontkennen is er onvoldoende bewijs voor de overval maar volgt vervolging voor verboden wapenbezit: half jaar cel. Hoewel de gezamenlijke uitkomst het voordeligst is als beiden blijven ontkennen, weet de een niet wat de ander zal doen en is de veiligste optie om te bekennen en desnoods de ander erbij te lappen – dan voorkom je in elk geval dat je 4 jaar moet zitten.
Het prisoner’s dilemma van de energiebedrijven is: als niemand adverteert, maakt niemand kosten en blijft de prijs laag. Als één bedrijf succesvol adverteert kunnen de anderen niet achterblijven. En zo ontving ik enige tijd geleden van mijn stroomleverancier een brief met uitnodiging voor een excursie door de Hollandse duinen. Liever had ik de kosten van excursie, mailing en reclamebureau in mindering gezien op mijn energienota, maar een verzoek daartoe leek me niet kansrijk.
Dat de energievoorziening aan de krachten van het prisoner’s dilemma zijn uitgeleverd is nog tot daar aan toe. Zij concurreren tenminste nog in een open systeem waarin ze zelf tarieven mogen bepalen.
Maar universiteiten concurreren in een gesloten systeem met vaste tarieven en laten zich in een prisoner’s dilemma uitspelen door de minister van Onderwijs.
Ongeveer gelijktijdig met de liberalisering van de energiemarkt is de onderlinge concurrentie tussen universiteiten gestimuleerd – echter zonder dat de markt geliberaliseerd is. Een energiebedrijf dat meer klanten trekt krijgt meer inkomsten. Een universiteit die meer studenten trekt kan zijn inkomsten zien dalen als andere universiteiten nog sterker groeien – zoals nu het geval is in Leiden. En zo kan het gebeuren dat Rechten, dat in een gebouw zit dat ‘net groot genoeg’ is, zichzelf de opdracht stelt om de komende jaren ‘spectaculair te groeien’. Als het plan slaagt, komt er op termijn meer geld maar voor die tijd puilt het gebouw uit en is de werkdruk ‘spectaculair’ toegenomen.
Tegen de tijd dat het gestegen marktaandeel zich uitbetaalt huurt ook de concurrentie een reclamebureau in en zakt de aanwas verder in door de onaantrekkelijkheid van massaal onderwijs. En zo kunnen we decennia blijven jojo-en.
Ook bij psychologie blijkt er ambitie te bestaan om te blijven groeien, terwijl we in dit land echt wel voldoende psychologen opleiden. Het perfide financieringssysteem dicteert echter de groei-ambitie, tenzij….. de spelers zich realiseren dat ze zich in de houdgreep van een prisoner’s dilemma laten houden.
De simpele oplossing is landelijke kartelvorming: elke opleiding fixeert zijn instroom op een hetzelfde aantal studenten per fulltime docent. Daarmee heeft elke universiteit een stabiele inkomstenbron en elke opleiding een voorspelbare onderwijsplanning – net als in de goeie ouwe tijd, toen studenten nog louter op geografische of familie-historische gronden hun universiteit kozen. Geconcurreerd kan er vervolgens worden op de kwaliteit in plaats van de kwantiteit van de instroom.